maandag 17 juni 2019

Brief n.a.v. artikel "Aanrijdingen met wild N18"/ Gelderlander 12-06-2019)

Geachte raad, college, 

Onderstaand artikel las ik zojuist in de Gelderlander. Enigszins verbaasd over de onwetendheid van inwoners van een reeënrijk gebied als de Achterhoek..
https://www.gelderlander.nl/berkelland/minstens-twintig-reeen-aangereden-sinds-nieuwe-n18~a3e48d51/
Ik heb een opmerking en een advies hierover.
Ten eerste trekken bloemrijke bermen geen reeën aan, zoals beweerd wordt door de jachtopzichter. Je ziet ze ook zelden in een berm staan te grazen. Ze rennen meestal door na het oversteken van een weg. De bloemrijke bermen zijn wel essentieel voor insecten, daarmee voor zangvogels en natuurlijk voor een fraai landschap!
Reeën zijn over het algemeen graseters (en vluchtdieren) en leggen binnen hun territorium grote afstanden af. Ze eten ook knopjes en blaadjes van bomen, met name in het vroege voorjaar. Doorgaans staan ze in de weilanden aan weerszijden van een weg te grazen. Zelden of nooit in een berm dicht op de weg.
Op mijn eigen natuurterrein heb ik een territorium van twee reeën en een stuk of 8 reeën die het gebruiken op hun weg van A naar B, en volg ze met camera's op verschillende plekken op en langs het landgoed.
Daarbij steken ze op vaste plekken (wildwissels) de provinciale weg over. Meerdere keren per dag. In 99,9% van de gevallen gaat het goed.
Helaas ging het ook hier een maand geleden mis en vond ik een aangereden, drachtige reegeit op mijn natuurterrein. In dit geval langs een provinciale weg, waar de maximumsnelheid 80 km p/u geldt. Reeën kunnen tot een snelheid van 60 km vrij goed inschatten.
Bij de N18 zijn de gevolgen nog veel groter omdat de verkeersintensiteit en snelheden daar veel hoger liggen. Logisch.

Bloemrijke bermen trekken geen reeën aan,
De provincie is overigens momenteel bezig met een grootschalig onderzoek naar het gedrag van reeën.
De N18 doorklieft hun leefgebied en de reden dat ze aangereden worden komt zeker niet door de kruidenrijke bermen, maar doordat ze van A naar B willen in hun leefgebied. Dat gebeurt via vaste wildwissels. Daarbij leggen ze kilometers per dag af.
Vaak worden paden langs watergangen of houtsingels gebruikt als geleiding en beschutting.
Wil je aanrijdingen voorkomen, dan zal  je rasters moeten plaatsen en oversteekpunten op die vaste wissels realiseren, zoals ecoducten of tunnels. Voor reeën geldt bij een faunatunnel een minimum hoogte van 2,5 meter. Het betekent niet dat een faunatunnel van 2 meter niet gebruikt wordt, maar veel minder intensief en daardoor zonde is van de investering. 
(Leidraad faunavoorzieningen bij infrastructuur, opgesteld september 2011 voor Prorail en Rijkswaterstaat). In deze leidraad staan aanbevelingen die vreemd genoeg bij de aanleg van de nieuwe N18 niet zijn toegepast.

Dit was van te voren te verwachten. Van een megaproject als de nieuwe N18 had dit een belangrijk onderdeel moeten zijn. Ik heb dat destijds al aangegeven bij Rijkswaterstaat in de voorbereiding, maar men dacht dat men er met een aantal, veelal te kleine, tunnels en een gebrekkige afrastering wel zou zijn. Op sommige plekken houden de rasters ineens op, tot verbazing van veel weggebruikers. 
Ik stuur deze mail ook door naar Rijkswaterstaat als verantwoordelijk wegbeheerder en naar de Provincie. Afstemming tussen Rijkswaterstaat, gemeenten, waterschappen en Provincie is hierbij belangrijk.

Met vriendelijke groet,
René Tuenter
Halle
12 juni 2019