Als ik de naam ‘duiveltjesiep’ lees,
word ik nieuwsgierig naar de boom die deze bijzondere bijnaam draagt. Het
blijkt de bergiep of ruwe iep te zijn. Maar waarom noemt men hem zo…?
Kenmerkend voor de typische wilde vorm
van de bergiep is dat de bladeren -vooral de schaduwbladeren- meer dan één punt
kunnen vormen. Die meerpuntige bladeren zijn overal aan de boom te vinden
waardoor hij deze aparte bijnaam kreeg. Vaak worden drie of vier punten
gevormd, maar het kunnen er ook (maximaal) negen zijn.
De variëteitsnaam 'Cornuta' (de
gehoornde) is ontstaan omdat de bladpunten aan de buitenzijde vaak langer zijn
dan de centrale punt wat het beeld oproept van een 'hoorn'.
In Duitsland noemt men hem ook wel
eekhoorniep.
Monumentale
duiveltjesiep in Utrecht. (Foto: ©
Madelinde Tellegen)
In alle andere kenmerken verschilt de
duiveltjesiep niet van de wilde vorm van de bergiep. Hij kan 35 tot 40 m hoog
worden, de kroon is breed uitgespreid, de bladeren zijn groot, breed
elliptisch, aan de bovenzijde ruw, ook de vruchten zijn relatief groot en bijna
cirkelvormig. De in Nederland autochtone bergiep behoort tot het geslacht
Ulmus. Vóór de bladontwikkeling verschijnen in februari-maart de bruinviolette
bloemen. De vruchten, gevleugelde nootjes, worden door de wind verspreid.
Een van de
grootste bergiepen van Nederland is in 1840 geplant en staat in Utrecht in het
Zocherpark achter het Centraal Museum. Hij is 36 m hoog en heeft een
stamdiameter van 1,80 m. De dikke stam bestaat uit drie losse iepen die in één
plantgat gezet zijn waardoor de stamomvang op 1,30 meter hoogte ruim 5,70 meter
is. Het is de oudste wych-iep (of Schotse iep) van het land, en heeft de
grootste diameter. De boom is aangetast door de parasitaire iepenbuisjeszwam.
Daarom is de brede kroon voor de veiligheid diverse malen fors gesnoeid. In de
huidige staat vormt deze veteranenboom geen gevaar.
Bron: NatuurNetNieuws, uitgave van
platform GROEN! natuurlijk: www.groen-natuurlijk.nl