Soms zie je bomen met in de bast een rijtje ondiepe
gaatjes. Omdat in het vroege voorjaar een behoorlijke druk op de sappen onder de
schors staat, stroomt het sap uit de gaatjes. Het is het meestal het werk van de grote bonte specht. Hij is niet op zoek naar insecten, maar drinkt van het sap van de boom.
Er zijn meer spechtensoorten zoals de middelste bonte specht en
de drieteenspecht, die hetzelfde doen. In de Diersporengids (van Diepenbeek,
1999) staat dat spechten de bomen alleen 'ringelen' in de periode van maart tot
mei, waarschijnlijk omdat dan de sapstromen het sterkst zijn. De boomklever
vertoont soortgelijk gedrag. De gaatjes zijn kleiner en anders van vorm en de
onderlinge afstand tussen de gaatjes verschilt. De specht probeert zittend vanaf
één plek zoveel mogelijk te drinken, vandaar dat de gaatjes zich doorgaans op
een halve stamomtrek bevinden.