De
rupsen kunnen tot 10 cm groot worden en zijn circa 1 cm dik. De
zwarte kop is voorzien van twee sterke kaken. Als je hem zou willen
beetpakken moet je toch een beetje oppassen want hij kan flink
bijten. De rups boort meterslange gangen bij voorkeur in wilgen en
populieren. Deze bomen hebben een zachte houtstructuur en het is een
makkie voor de rups er doorheen te knagen. Maar hij is ook niet vies
van andere loofbomen zoals es, iep, eik en linde. Het liefst vreet
hij zich onderaan een boom naar binnen bij een beschadiging aan de
bast, vaak veroorzaakt door een grasmaaier.
Dat een boom bewoond wordt door wilgenhoutrupsen, is te zien aan de grote, ovale openingen. Uit zo’n opening kan sterk naar azijn ruikend, nat boormeel komen. De rupsen maken azijnzuur aan om het hout enigszins te kunnen verteren.
De
ontwikkeling van de vlinder duurt maar liefst twee en soms zelfs drie
jaar. Al die jaren vreet de rups zich dus door het hout. Na deze
periode verpopt hij zich in een door zaagsel en zijdedraden omweven
cocon achter een boorgat in de stam tot vlinder. In juni werkt de pop
zich naar buiten en komt de vlinder uit. De lege pophuiden steken uit
de stam.
In ons land zijn het vooral de spechten die zich graag te goed doen aan zo'n rupsenhapje.
Volgens sommige boeken werd de rups door Romeinse soldaten als een lekkernij beschouwd.
In ons land zijn het vooral de spechten die zich graag te goed doen aan zo'n rupsenhapje.
Volgens sommige boeken werd de rups door Romeinse soldaten als een lekkernij beschouwd.